1.0 Inleiding
Wijsgerige beschouwing
Vooral de oud-Griekse denkers hebben getracht doel en het wezenlijke van de mens en wereld proberen te verklaren; maar hoe verschillend hun standpunt ook was, zij kwamen allen hierin overeen dat de wereld een kosmos – orde of ‘sieraad’ – is. Het streven naar kennis van dat sieraad was de roeping van de wijsgeer, maar bij de bouw van zijn stelsel kwam hij in aanraking met vragen over de oorsprong en grenzen van de menselijke kennis en dus ook met de leer van de zielsverschijnselen. Op die wijze bleef de zielkunde eeuwenlang een deel van de wijsbegeerte ofwel de filosfie (philos = liefhebbend, sophia = wijsheid, philosophia = liefde tot de wijsheid)
Maar hoe moest men zich de ziel en bezieling voorstellen?
2.0 De geschiedenis van het ‘zielsonderzoek’
‘Een volhardende mythe’
Griekse filosofen die naar de ‘zetel van de ziel’ zochten, kwamen tot verschillende conclusies. Verwonderlijk genoeg kunnen de voorstellingen die de eerste onderzoekers zich ervan maakten de werkelijkheid het meest nabij.
Wijsgerige beschouwingen: ‘Op zoek naar de zetel van de ziel’
A. Alcamaeon van Croton
Zo maakte Alcmaeon van Croton, die omstreeks vijf eeuwen voor onze jaartelling in het zuiden van Italië leefde, de gevolgtrekking dat het centrum voor zintuigelijke waarneming en het denken in de hersenen ligt. Alcmaeon verrichtte sectie op dieren. Als eerste onderzocht hij de bouw van ogen en oren. Daarbij ontdekte hij dat van de zintuigorganen zenuwbanen naar de hersenen lopen. Hij hield de hersenen voor een klier, waaruit gedachten worden afgescheiden zoals traanvocht uit traanklieren.
Ook de arts Hippocrates (460 – 377 v. Chr.) die door de moderne medici als de oervader van hun stand wordt beschouwd, was van de macht van de hersenen overtuigd. ‘De mensen dienen te weten’, verkondigde Hippocrates, ‘dat onze lustgevoelens en onze vreugde, ons lachen en schertsen evenzeer als onze zorgen en pijnen, ons leed en onze tranen, van de hersenen en van de hersenen alleen afkomstig zijn ……. , reden waarom ik verklaar dat de hersenen de tolk van het bewustzijn vormen’. Onderzoeken van de hersenen heeft Hippocrates echter nooit verricht!
Zo ontstond het andere onderzoekers vrij een afwijkende mening te vormen. Democritus (460 – 371 v. Chr.) die zich de wereld voorstelde als te zijn opgebouwd uit atomen had de opvatting dat niet slechts het lichaam, maar ook de ziel uit atomen bestond. Daarbij zouden de atomen van de ziel het beweeglijkst zijn en met hun bewegingen die zich door het hele lichaam verspreiden, de levensverschijnselen tevoorschijn roepen. Ze zouden met lucht worden ingeademd en zich na de dood weer in het heelal verspreiden. Democritus wees erop dat de mens door de zintuigen niet de dingen zelf, maar enkel de zinnenbeelden leerde kennen. Maar als de zintuigen niet tot ware kennis leiden, het denken doet dit misschien wel; de ervaring is grof en zinnelijk, maar in het denken worden de fijnste geledingen geschouwd. Op die manier ontstond het axiologisch (bestudering van intrinsieke en instrumentele (economische) waarden) zielsbegrip. B. Plato, de Idealist (427 – 347 v. Chr.)
Volgens Plato stamt de ziel uit het rijk van de ideeën en heeft dus bestaan vóór haar komst in het lichaam (prae-existentie). Op aarde is zij de ‘gevangene’, maar leidt naast het zinnelijke leven ook een hoger, geestelijk leven. Plato deelde de menselijke ziel in drie categorieën in. Het verstand zetelde in het hoofd, en de ‘rede’ zou onsterfelijk zijn. De irrationele ziel – die uit twee categorieën bestond – huisde in het lichaam (in de borst als het moedige) , maar de lagere (begeerte, lust, en honger) in het onderlichaam. Hoe kwam Plato tot deze conceptie?
Plato die veel aan wiskunde deed, werd sterk getroffen dat de cirkel of het vierkant alleen zuiver in het denken voorkomen, maar in werkelijkheid vertonen zij onvolkomenheden. De zuivere begrippen leven in de ziel als een herinnering (anamnesis) van die vroegere ‘Wereld van Ideeën’. De ziel heeft die begrippen zuiver aanschouwd en meegebracht als herinneringen op aarde! De redelijke ziel wil terug naar dat ‘sneeuwwitte rijk’; zij wordt aangeraakt door Eros, het geestelijke verlangen en zij rust niet voor zij weer is opgenomen in de Opperste Idee, de Idee van de Ware, het Schone, het Goede (post-existentie van de ziel)
Zuiver filosofisch redenerend, kwam Plato dus tot de onsterfelijkheid van de ziel en tot het immateriële zielsbegrip. C. Aristoteles, de Realist (384 – 322 v. Chr.)
Plato’s leerling Aristoteles (384 – 322 v. Chr.) op zijn beurt leermeester van Alexander de Grote, wilde hem daarin niet volgen. Hij plaatste het idee van Plato niet boven de wereld, maar in de dingen zelf. Daardoor is hij realist. In ieder lichaam is de stof (hulê) en werkt de vorm (morphê). De vorm werkt als het idee van de ontwikkeling, zij wil naar haar doel al streeft de stof (materie) haar tegen. Potentieel is de vorm aanwezig maar in werkelijkheid nog niet bereikt. Voorbeeld. Eikel – eikenboom. Om tot eik te worden is een van buiten optredende kracht nodig; de eikel moet aarde en voedingsstoffen hebben om te groeien. In alle dingen werkt een ontwikkelende kracht, de morphê en deze richt zich naar een doel namelijk het bereiken wat potentieel aanwezig is.
Aristoteles’ zielsbegrip De ziel is de vormende kracht in alle dingen. Daarom veronderstelde Aristoteles ook een ziel bij de planten, de vegetatieve ziel; de dieren een animale ziel terwijl de mens behalve deze beide ook nog de anima intellectiva of denkende ziel bezit. De denkende ziel is een deel van de eeuwige Geest of nous, die altijd denkt en onvergankelijk is. Aristoteles onderscheidt dus de ziel (de vorm) en de geest (deel van de nous). Hierbij sloot de verdeling van de menselijke vermogen of functies aan. De zinnelijke (zintuigelijke) vermogens zoals waarneming, begeerte, beweging zijn van de ziel, maar de hogere functies, verstand en wiel van de geest. Hieruit volgde de leer van de twee vermogens of dichotomie. In de nous was voor het gevoel-vermogen geen plaats; de gevoelens zijn van de ziel en dus ondergeschikt aan het hoogste licht in de mens, verstand en wil!!! Hij zag alleen het hart als ‘zetel van de ziel’! Alle waarnemingen zouden naar het hart als centraal orgaan van de zintuigen worden overgebracht. De hersenen beschouwde Aristoteles als koelmachine voor het bloed. De voorstelling van het hart als middelpunt van het levende lichaam is vanwege de voor elk mens voelbare hartslag zo plausibel, dat ze duizenden jaren heeft standgehouden.
D. Herophilos (ca. 335 – 280 v. Chr.) en Erasistratos (ca. 304 – 245 v. Chr.)
Toen Aristoteles stierf had nog geen onderzoeker diepgaander speurderwerk op menselijke hersenen verricht. Dat werd voor het eerst gedaan door Herophilos (ca. 335 – 280 v. Chr.) en Erasistratos (ca. 304 – 245 v. Chr.), twee Griekse artsen die zich gevestigd hadden in Alexandrië. De eerste ‘anatoom’ Herophilos en zijn jongere collega Ersistratos hadden bijzondere belangstelling voor de hersenen en deden talloze ontdekkingen. Herophilos beschreef de grote en de kleine hersenen, de hersenvliezen, de ventrikels. Hij stelde vast dat de zenuwen in verbinding staan met de hersenen en het ruggenmerg. En hij verplaatste de ‘zetel van de ziel’ naar de hersenen: in de ventrikels of hersenkamers!
E. Claudius Galenus (129 -199 n. Chr.)
De eerste bloeitijd van de anatomie was voorbij ….. vierhonderd jaar verder. Op mensen werd nog nauwelijks sectie verricht, maar wel op dieren. Onderzoekingen op dierlijke hersenen werden in Rome verricht door Galenus. Een arts die uit Klein-Azië afkomstig was en door de medische historici als het ‘sluitstuk’ van de antieke geneeskunde wordt beschouwd. Wat Galenus verkondigde, is in Europa anderhalf duizend jaar de grondslag van het medisch denken en handelen gedomineerd, en dat geldt dan ook voor zijn opvattingen over de betekenis van de hersenen!
Hij was geboren in Pergamum en oefende daar eerst het ambt van gladiatoren-heelmeester uit. Het oplappen van opengereten en verbrijzelde lichamen van zwaardvechters ging hem de keel uithangen. Hij trok naar Rome en raakte daar al spoedig als modearts in zwang. Hij bracht het tot lijfarts van keizer Marcus Aurelius. Daarnaast experimenteerde hij. Galenus verwijderde bij dieren systematisch bepaalde delen van de hersenen. Hij sneed ruggenmerg en zenuwen door en observeerde de daarop intredende verlammingsverschijnselen. Galenus was een onvermoeibaar schrijver, maar bescheidenheid kende hij niet. Hij zou twistziek, ijdel, meedogenloos, en leugenachtig zijn geweest. Hij zou zijn patiënten hebben misleid en ook de eer hebben opgeëist voor ontdekkingen die helemaal niet van hem afkomstig waren. ‘Zo heb ik tot op hoge leeftijd praktijk uitgeoefend’, constateerde Galenus, ‘en ik heb het er tot dusver bij mijn therapie en prognose nergens slecht afgebracht, zoals vele geneesheren van het hoogste aanzien. Als iemand eveneens door daden en niet door kunstige woorden befaamd wil worden, dan behoeft hij slechts zonder moeite in zich op te nemen wat door mij in noeste navorsing gedurende mijn gehele leven is vastgesteld’. Zo’n vijftig generaties lang hebben artsen dat dan ook letterlijk gedaan!
F. De spiritus-theorie – de pneumaleer
Wat heeft Galenus over de hersenen en hun functies gezegd
Centraal in het denken van Galenus stond het gedachtegoed van Hippocrates’ theorie dat het menselijk lichaam gevuld is met vier lichaamssappen, te weten slijm, bloed, gele gal en zwarte gal, en dat elk sap een bepaalde temperament vertegenwoordigt. De humoren (humorenleer) bepaalden daarmee ook iemands gemoedstoestand. Galenus geloofde ook in de theorie van de drievoudige bloedcirculatie. Evenals Plato geloofde Galenus in een drieledige ziel. De centra daarvan zouden zich in de lever, het hart en de hersenen bevinden. Zoals hij het zich voorstelde , zouden ze alle drie door ‘spiritus’ genaamde krachten met elkaar verbonden zijn. De spiritus naturalis (natuurgeest) van de lever wordt in het hart tot spiritus vitalis (levensgeest) verfijnd. Met de bloedstroom komt de levensgeest in de hersenen terecht, in het bijzonder in de hersenkamers, waar er de spiritus animalis (zielengeest) uit ontstaat – een gasvormige substantie. De zielengeest, ook pneuma psychikon genaamd, is zo ijl en beweeglijk dat hij door de fijnste zenuwen kan stromen. Door zich samen te trekken en weer uit te zetten, pompen de hersenen de zielengeest uit de hersenkamers, die een reservoir voor deze ijle geest vormen, in de zenuw buisjes. (Galenus dacht dat het zenuwstelsel uit buisjes bestond).
Waarom heeft de spiritus-theorie tot in de zeventiende eeuw zijn aanhang gevonden? De oorzaak moet men zoeken in het feit dat met de spiritus-theorie de verklaring te vinden was voor een hele reeks verschijnselen, zoals gevoelsstoornissen en motorische verlammingen bij breuk van zenuwen of storing van geestelijke functies bij hersenletsel, maar ook flauwtes, slaap en aanverwante verschijnselen. Ten tweede was de zenuwtheorie van Galenus slechts een onderdeel van een systeem dat de gehele geneeskunde omvatte en dat dankzij de zeer degelijk aandoende anatomisch-fysiologische grondslagen – en de daarop gebaseerde ziekteleer – zo sterk geïntegreerd leek, dat niemand hieraan twijfelde en zich sterk aangetrokken voelde tot dit systeem. Ten derde paste de pneumaleer van Galenus uitstekend bij de christelijke opvattingen over de ziel. Men moet niet vergeten dat er de hele middeleeuwen geen stimulans bestond om nieuwe onderzoekingen te verrichten. De laatste resten van de leer van de zielengeest in de hersenkamers zijn nog in wetenschappelijke geschriften uit de negentiende eeuw terug te vinden.
De ommekeer in het hersenonderzoek brak in 1543 aan. Andreas Vesalius (Andries van Wesel) de grondlegger van de moderne anatomie, die professor in Padua was, publiceerde toen het eerste anatomieboek dat op nauwkeurige nieuwe waarnemingen en niet op de geschriften van Galenus was gebaseerd. Vesalius toonde bij Galenus talrijke fouten aan en betwijfelde ook of de hersenkamers van zo’n essentieel belang zijn als de arts uit Pergamum had gedacht. De zielengeest ontstond volgens Veslius in de grijze schors van de grote en kleine hersenen – en daarmee was de Paduaan al heel wat dichter bij de werkelijkheid gekomen. Sindsdien hebben veel anatomen zich uitvoerig met de hersenen bezig gehouden. Ze hebben duizenden hersenen van mensen opengesneden. Ze hebben hersenen gewogen en gemeten en – zonder resultaat – verband trachtten te leggen tussen gewicht, afmetingen en uiterlijk van de hersenen en de geestelijke prestaties van de overleden bezitter ervan.
G. Augustinus van Hippo, de Intellectualist (354 – 430 n. Chr.)
Augustinus bracht een Copernicaanse omwenteling in de beschouwing over de menselijke ziel. Tegenover de antieke opvatting plaatste hij zich op het dogmatische standpunt dat de ziel wordt gekend door haar oorsprong; het inademen van de goddelijke geest. De ziel is door God geschapen; zij is ‘ex deo’ en ‘ad deum’, dus uit God en naar God. De mens van nu komt nader tot God door de kennis van het eigen bewustzijn. Hiermede is het ‘ik’, de persoonlijkheid, losgemaakt van de natuur, de ziel wordt zelf een wereld, een microkosmos! De individuele ziel ontwaakt, waarbij de nadruk valt op de persoonlijkheid en deze wordt het principe van alle kennis; niet alleen voor het godsdienstige maar ook voor wijsbegeerte en psychologie.
Hoe kwam Augustinus hiertoe?
In Augustinus’ jeugd stond hij onder invloed van ‘heidense’ denkers (Manicheïsme) en zoals vele jonge mensen werd hij pessimist en betwijfelde de waarde van alle kennis. Maar hij bleef niet twijfelen, want de invloed van zijn moeder Monica was groot. ‘Als ik twijfel, zei hij, kan ik alles betwijfelen, behalve dit ene dat ik betwijfel en dus ben (cogito ergo sum). Immers als ik twijfel, hoe komt deze twijfel dan in mijn ziel? dan moet er toch iets in mij zijn, dat doet twijfelen. Waarom twijfelt dus de mens? Omdat er in zijn ziel maatstaven of normen zijn, die tot beoordeling van de waarheid dienen. Die beginselen in ons zijn de normen van goed en kwaad, van schoon en lelijk en van de persoonlijke gerichtheid, volgens wij denken. Deze beginselen in ons zijn inhouden van Gods Geest, zij zijn de normen die God volmaakt bevat. Aldus is God het hoogste Zijnde, maar ook het hoogste Ware en Goede. Augustinus wordt ook wel de christelijke Plato genoemd.
Terwijl in onze dagen de werkelijkheid van de ziel een wat marginaal bestaan leidt ten opzichte van wat men de objectieve werkelijkheid noemt, ligt dat bij Augustinus net omgekeerd. Omdat de ziel immaterieel is, beschouwt hij haar als de centrale en enige ware werkelijkheid in het menselijk leven. Terwijl iedere materiële werkelijkheid die men nastreeft tijdelijk en vergankelijk is, heeft de ziel tijdloze en onsterfelijke trekken. De ziel vervult een verbindende functie. Aan de ene kant bezielt zij het menselijke leven en van de andere kant ontvangt ze zelf haar bezieling van God. In het tiende boek van zijn Belijdenissen vat hij het als volgt samen: Moge ik U zo zoeken dat mijn ziel kan leven. Want mijn lichaam krijgt leven van mijn ziel en mijn ziel krijgt leven van U.
‘Het zielloos mechanisme’
Immanuel Kant (1724 -1804 na Chr.). In tegenstelling tot Descartes en vele filosofen van de Verlichting was Kant ook van mening dat er theoretisch, d.w.z. strikt wetenschappelijk beschouwd, niets over het bestaan of het wezen van de ziel bewezen kan worden. Het wel of niet gescheiden zijn van lichaam en ziel en de verwarring van geest en ziel zijn een rol blijven spelen in de filosofie.
Wittgenstein (1881-1951 na Chr.) signaleert ook dit probleem. Hij definieert de ziel vaak als ‘toestand’ waarin men zich bevindt (zielstoestand), geest als ‘activiteit’ en ‘proces’ als verbinding tussen ‘toestand’ en ‘activiteit’. De zielstoestand waarin iemand verkeert, zet de geest aan tot observatie en analyse. Dit kan vervolgens weer de zielstoestand beïnvloeden. Zo ontstaat er een ontwikkelingsproces. Wittgenstein plaatst de ziel binnen een religieus-ethische context en de geest in de context van spoken en geesten.
Maar wij zijn daadwerkelijk ‘zielloos’ zoals vele wetenschappers en filosofen beweren of hebben wij toch een voelend hart?’
3.0 Zijn lichaam en ziel dan toch gescheiden van elkaar? ‘Het twijfelexperiment: aan het bestaan van alles twijfelen’
Met de opkomst van anatomisch onderzoek in de zeventiende eeuw neemt het debat over de ziel een nieuwe wending. De Fransman René Descartes (1596-1650) houdt zich in Amsterdam intensief bezig met het snijden in lichamen en komt tot de conclusie dat de ziel nergens is te vinden! Toch bewijst Descartes het bestaan ervan met het beroemde twijfelexperiment; als we aan het bestaan van alles twijfelen, zelfs aan dat van ons eigen lichaam, is er in ieder geval nog altijd iets wat bestaat. Namelijk het twijfelen – of denken – zelf. Daarom cogito ergo sum (‘Ik denk dus ik ben’). Maar ook al heeft de ziel het lichaam niet nodig om te denken, Descartes kan niet ontkennen dat het lichaam het denken beïnvloedt en vica versa. Er moet een plek zijn waar de twee op elkaar inwerken. Die plek is volgens Descartes de pijnappelklier. Hij had ook de hersenen onderzocht en daarbij ontdekt dat de pijnappelklier onder de ventrikels lag, onderling verbonden holtes waar zich hersenvocht bevindt. Descartes gelooft dat dit hersenvocht het zenuwstelsel controleert door middel van kleine, in trilling gebrachte deeltjes die zich in de zenuwbanen voortbewegen (‘esprits animaux’). Deze ‘geestachtige’ deeltjes kunnen zowel de passies van het lichaam als de actieve gedachten van de ziel overbrengen. ‘De zetel van de rationele ‘geest’ is de pijnappelklier’
Descartes besteedde veel tijd (1649) aan studie van de pijnappelklier en ging ervan uit dat de pijnappelklier dé centrale plaats was voor interactie tussen lichaam en ‘geest’. Hij noemde de pijnappelklier ‘de zetel van de rationele geest’ wat later door menig medium vertaald is naar de 'zetel van de ziel'; meest goddelijke bewustzijn in de mens – zijn alwetende, geestelijke en allesomvattende ‘geest’.
‘Je ziel zelf zit ter hoogte van je derde chakra, je gevoelscentrum’
Ook in sommige Oosterse en esoterische filosofieën (bijv. Reiki, Hindoeïsme, Tibetaanse Tantra, Indiase Yoga, Kundalini-filosofie, etc.) wordt de pijnappelklier (de epifyse) nog steeds geassocieerd met het kruinchakra en soms met het voorhoofdchakra, dat ook wel ‘het derde oog’ (ook wel ‘kruin-oog’ genoemd) - de ‘zetel van de ziel’ - wordt genoemd! Maar ook heel wat andere Oosterse leringen beweren dat de ziel zich in de ‘hara’ (het heilige gebied rond je navel) bevindt en dat is vijf centimeter ónder de navel. Let op: Je ziel is niet je derde chakra, maar bevindt zich ter hoogte van je derde chakra. Om het exact uit te drukken, volgens W. Gijsen [1], ligt je ziel op de gulden snede van je lichaamslengte! Maar toch zijn er weer ‘andersdenkenden’ die bij hoog en laag beweren dat de ziel wordt gelokaliseerd op de zonnevlecht-chakra en wel zo’n vijftien centimeter bóven de navel! De vraag die nu nog niet beantwoord is, is ‘Waar is de ziel nu werkelijk gehuisvest, gelokaliseerd?’ ‘Is dit rondom één chakra-knooppunt (buikchakra of hypofyse-chakra) of toch een orgaan, het hart?’
3.1 De spirituele tradities: ‘Plausibele verklaring voor het hart als ‘zetel van de ziel’
Opmerkelijk is wel, dat méér dan twee duizend jaar geleden Aristoteles toen al schreef, dat het hart ‘de zetel van de ziel’ vertegenwoordigt, dit in tegenstelling tot datgene wat de huidige mediums, filosofen en wetenschappers en ontelbare vlugschriften durven te beweren. En juist Aristoteles’ voorstelling van het hart als het middelpunt van het levende lichaam zou vanwege de voor elk mens voelbare hartslag zo plausibel moeten zijn! Dat het hart een zeer belangrijke plaats inneemt in de (centrale) ligging waar de ziel het meest mee is verbonden, is voor menigeen dan ook acceptabel. Realiseer je wel dat de ziel met het lichaam en geest op drie verschillende locaties het meest direct verbonden is, te weten: het hart, het hoofd en de buikstreek.
Maar besef en weet óók dat de ziel – jouw ziel – tegelijkertijd het hele lichaam omhult en doordringt én zich ‘uit’ via het chakra-aurasysteem middels haar krachtige of minder krachtige energie-uitstraling. Dus het aanwijzen van de exacte locatie van de ziel - de ‘zetel van de ziel’ - is een illusie, want de ziel vertegenwoordigt een golvend, fluctuerend energiepatroon rondom het hele lichaam; ook rondom je hoofd, armen en voeten. En die ene keer zal de ziel meer ‘oplichten’ – zich sterk verbonden voelen je hartgevoelens - rondom het hartcentrum en de andere keer meer rondom de buikstreek of het hoofd.
[1] William Gijsen, boek ‘Maak je Hemel op Aarde’
4.0 Wat verstaan we nu werkelijk onder ‘ziel’
‘De ziel is God is het klein’ De ziel is de ‘individualisatie’ van de Goddelijke Geest of Goddelijke Bewustzijn – God - en die is |Alles-Wat-Er-Is|. De ziel wordt voortgebracht uit God Zelf, en is dus een ‘deel’ – een energiedeel, een energielichaam, een molecuul – van God Zelf. Maar de ziel is ook een zelfstandig evoluerend schepsel van God met een vrije wil en ongekende (genezende) mogelijkheden. Je ziel is doordrenkt met het Goddelijk Bewustzijn; met Goddelijke Onvoorwaardelijke Liefde. Zij – de ziel - is de verbinding tussen Goddelijk Bewustzijn en je persoonlijkheid.
Stel je de oceaan voor als een oneindig grote watermassa. Ieder waterdruppel – watermolecuul - uit die oceaan kun je dan vergelijken met jouw ziel, die dezelfde unieke eigenschappen en kenmerken van de oceaan-massa heeft.
Je ziel bestaat uit Goddelijk Licht en is de belichaming van Liefde. Ze is meester in haar eigen dimensie, de zielsdimensie. Je ziel leeft voor een (groot) deel in de zielsdimensie; een deel van het hemelrijk. Dit is een dimensie van licht en vibratie die zich dichter bij de Eenheid, de Bron, God, Godin, |Al-Wat-Is| bevindt dan de aardse dimensie.
‘Je ziel is een deel van je’
Je ziel is meer dan een combinatie van je mentale, emotionele en fysieke lichamen. Zij is de intelligentie die richting geeft aan het creëren van je gevoelsleven. Zij bevat je essentie – de goddelijke energievonk - tussen verschillende levens en draagt alle (denk)patronen in zich die jou in dit leven hebben gecreëerd. Je ziel heeft mentale kwaliteiten; zij is intelligent én creatief. Zij kan materie tot zich trekken teneinde vormen te creëren in de fysieke wereld. Zij leeft voor een deel in hogere spirituele dimensies, maar is ten alle tijden verbonden met je fysiek lichaam door het lichaam te omhullen en te doordringen met haar ongekende energiefrequentie van liefde. Ze brengt het goddelijk licht en de energie van die dimensies naar jou via je kruinchakra. Als ik refereer aan je ziel, realiseer je dan dat je ziel niet – nooit – van je gescheiden is zolang jij leeft op aarde. Je ziel is hoe dan ook een deel van je!
‘Jij bent het die de aandacht van je ziel moet trekken’ Om te groeien en haar hogere doelen te verwerkelijken, dient je ziel een meester te worden in de fysieke dimensie – de aarde - waarin jij leeft. Een deel van haar doel is te leren hoe zij haar licht naar je persoonlijkheid, gedachten en emoties kan zenden teneinde daarin haar hogere licht en ritme te brengen. Haar hoogste doel is dan ook liefde te ervaren in alle omstandigheden; in elke situatie die je maar kunt bedenken!
‘Herken dat je ziel een deel van je is’
5.0 Manifestatie van de ziel
De combinatie ‘derde oog’ én de epifyse vormen gezamenlijk je intuïtie, je innerlijke hoger bewustzijn, je ziel! Maar is dat waar?
Eens een mythe gecreëerd, altijd een onuitwisbare overtuiging of misvatting blijven bestaan!
Het brein functioneert, zo is de gedachte van de medische wereld, alleen op directe ervaringen die worden opgedaan via onze vijf zintuigen. Maar wat weinig weten en zich realiseren, is dat onze brein – ons verstand, ons werkgeheugen, het analytische denkvermogen – onze ‘geest’ is! Ja wel, ons verstand is onze ‘geest’; ons bewustzijn, maar niet de vertegenwoordiger of aanjager van onze intuïtie en zeker niet de veroorzaker van een ‘influistering’. De ziel communiceert met de ‘geest’ middels het gevoel van …….. blijdschap, vreugde, oprechtheid, eerlijkheid, en enthousiasme.
De ziel zit in tegenstelling tot de geest (het analytische denkvermogen, het brein) ….. overal. De ziel is overal in je en om je heen. De ziel is wat je omvat. Vaak wordt gesproken over ‘dat je lichaam het voertuig van de ziel is’ of ‘je lichaam is de tempel van je ziel’ met het accent op het lichaam. Deze uitdrukkingen helpen de mensen te laten inzien, dat zij meer zijn dan hun lichaam alleen; dat er iets ‘groters’ is dan zij. De ziel is groter dan je lichaam. De ziel wordt niet door het lichaam gedragen, maar draagt het lichaam in zich. Het begrip aura waar we allemaal wel eens van hebben gehoord, is het dichtste wat er bij komt als je spreekt over de ziel. Maar het gebied waar de ziel zich manifesteert – voelbaar is, ja wel letterlijk voelbaar is - is het zogenaamde etherlichaam of etherisch lichaam [1] dat slechts enkele centimeters buiten het hele lichaam ‘uitsteekt.’
Maar is er dan tóch nog een specifieke locatie – één orgaan bijvoorbeeld - aan te wijzen waar de ziel ‘verblijft’ tijdens de momenten dat ziel in het fysieke lichaam is gehuisvest?
‘Het hart is autogeen en heeft een eigen geheugen’ Zeer opmerkelijk is dat het hart een elektromagnetisch energieveld genereert dat wel 5000 x meer energie uitzendt als bij het denken ontstaat. Het regelmatige samentrekken van de spiercellen van het hart wekt een krachtig elektrisch veld op, namelijk elke hartslag produceert zo’n twee en een half Watt! En ook opmerkelijk is, dat het elektrische veld van het hart 40 tot 60 keer sterker is dan dat van de hersenen! Maar wat veel opmerkelijker was dat wetenschapper als Mantak Chia ontdekte dat ons hart in zijn elektromagnetische frequentie overeenstemt met die van de planeet aarde! Ze maten daartoe d.m.v. elektroden tegelijkertijd de elektromagnetische pulsen van het menselijke hart, evenals die van de aarde [ELF resonanties; golven met uiterst lage frequenties). De overeenstemming van de hartcurven en die van de aarde was groter naarmate de proefpersoon zich in harmonie met de aarde voelde. Ook ontdekten de onderzoekers dat de aarde evenzeer op de veranderingen van het menselijke hart reageert. Hieruit zou je kunnen concluderen dat de ziel – je innerlijke wijsheid, je intuïtie - het meest verbonden met het hart(streek), want zowel het elektrische veld als het magnetische veld van het hart veranderen met elke hartslag, met elk plotseling opkomend gevoel, met elke informatie-input ongeacht welk soort informatie!
‘Er is geen hart dat niet momenten van verlangen kent, een hartstocht naar iets beters, verheveners en heiligers dan waar het nu weet van heeft’. [Henry Beecher, Amerikaanse theoloog]
[1] Etherlichaam of etherisch lichaam is volgens de aura-leer de eerste laag; het lichaam dat het dichtst (0,5 tot 5 cm) staat op je fysiek lichaam. Het etherisch of energetisch lichaam staat voor de energie die alles in je fysieke lichaam doet stromen. Het energetische lichaam is niet alleen van binnenin, maar ook van buitenaf merkbaar. Je energetische lichaam omvat onder andere de volgende systemen: chakra’s (7 energiecentra), meridianen, aura, yin & yang, hartcoherentie, hersengolfcoherentie en het ‘hara’-punt (het heilige gebied rond je navel). Het etherische lichaam (behelst de blauwdruk of patroon van je fysieke lichaam; de groei- en vormkrachten).
6.0 Je ziel kunnen voelen en ervaren
Spiritueel therapeut Pamela Kribbe maakt in haar channelings onder andere contact met de energie van Jeshua ben Jozef (Jezus), Maria, Maria Magdalena en Moeder Aarde.
Jeshua ben Jozef (Jezus) vertelt: ‘Op dit punt aangekomen wil ik jullie iets vertellen over de niveaus waarop je je ziel kunt voelen, kunt ervaren. Er zijn namelijk verschillende niveaus waarop je je ziel kunt voelen, en op haar afgestemd kunt zijn. De ziel is niet meer iets boven of buiten je, maar is ze heel lichamelijk voelbaar aanwezig, ook in de onderste helft van je lichaam, in je buik, in je benen en je voeten. Maak er eens contact mee hoe het in je lichaam voelt als je ziel met jou in contact staat, als jij er helemaal bent vanuit je ziel. Voel de stevigheid van dit contact. Voel de rust en vredigheid ervan. Het ervaren van vrede en rust, van een diepe kalmte is de basis van alle zielscontact. Als dit er niet is, is het contact met je ziel niet volledig’. ‘Waarom zeg ik dit? Omdat er ook een ander niveau is, waarop je contact kunt maken met de ziel en dat bevindt zich lichamelijk gezien hoger in je energieveld (Red. aura). Velen van jullie zijn intuïtief begaafd en ook helder-voelend. Je kunt vanuit je zesde zintuig, vanuit je energetische waarnemingsvermogen van alles om je heen oppikken: stemmingen en gedachten van anderen. Dit kan gebeuren vanuit het derde oog, én vanuit je hart voel je vaak mee met andere’…..
Wáár zit de ziel nu in precies in het fysieke lichaam? Is er één locatie aan te wijzen waar de ziel is ‘gezeteld’? Is de epifyse (pijnappelklier) daadwerkelijk de ‘zetel van de ziel’, zoals door ontelbare mediums, paragnosten en ‘zieners’ tot nu toe nog steeds durven te beweren? Antwoord is simpel: Neen, de ziel is niet alleen gezeteld (‘gehuisvest’) in de epifyse of pijnappelklier, het hoofd, de buikstreek of het hart, maar omhult én doordringt het hele fysieke lichaam! Maar de ziel is het meest direct verbonden met het hart; de ziel spreekt als het ware via je hartgevoelens! De beste vergelijking die je kunt bedenken als je het hebt over de locatie en hoe jij je ziel het best kunt voorstellen, is het begrip ‘aura’ introduceren! De aura of het elektromagnetische energieveld omringt én doordringt het fysieke lichaam op allerlei wijze. Aura’s onthullen onze geestelijke, fysieke en spiritueel welzijn. De energieën die door de aura stroomt, weerspiegelt onze persoonlijkheid, onze levenswijze, onze gedachten en gevoelens.
- Intuïtie [1] is het gehoor van de ziel.

- De taal van de ziel is emoties; voornamelijk hartgevoelens
- Het is de ziel die het zesde zintuig vertegenwo
- Emotie is gedachten in beweging!
- De ziel manifesteert zich het meest rondom het hart en het etherlichaam.
- De ziel omhult én doordringt jouw fysiek lichaam.
‘Als je intuïtiever wilt worden, zorg dan dat niets aan je voorbij gaat!’
[1] Intuïtie is de eigenschap dat je iets aanvoelt zonder erover te denken. Letterlijk vanuit het Latijn betekent intuïtie ‘innerlijk zien’!
7.0 Voel de aanwezigheid van je ziel
‘Versmelten is het één-wordingsproces’
Het is tijd om je te verbinden met je ziel; één te worden met je ziel. Roep je ziel tot je door de toon [AUM, OM, etc.] van je ziel te laten klinken. Je ziel hoort je en komt langzaam naderbij. Stel je voor hoe haar stralende energie (licht) dichterbij komt, totdat het pal voor je staat. Voel haar vriendelijke acceptatie van en liefde voor jou. Zij is vol vreugde omdat jij met haar wilt versmelten; één wilt worden. Terwijl je ziel zich erop voorbereidt met jou te versmelten, vraagt ze je opnieuw: ’Ben je gereed om met mij te versmelten?’ Wees er zeker van dat je er klaar voor bent vóórdat je de volgende stap zet. Als je voelt dat je er nog niet klaar voor bent, werk dan met je sub-personen [sub-persoonlijkheden, Nieuwsbrief ‘Je ziel voor de eerste keer ontmoeten’] tot het moment dat je kunt antwoorden: ‘Ja, ik ben er klaar voor’.
‘Je hartcentrum’ [1]
Als je gereed bent, komt je ziel naderbij. Ze begint je langzaam en respectvol te omhullen. Laat de bol van licht – energie van liefde – van je ziel je lichaam omhullen rondom je hartcentrum; je hartchakra. Je kunt nu eventjes je ogen sluiten om deze versmelting ten volle te ervaren. Voel jezelf omgeven door licht, door onvoorwaardelijke liefde. Stel je bewegende patronen van licht voor. Overal om je heen. Vind één patroon van licht en laat jezelf ‘erin vallen’. Voel hoe je daarmee het licht van je ziel wordt, want je ziel bestaat uit licht; uit hoge(re) trillingsfrequenties.
[1] Hartcentrum: het hart genereert het meest krachtige en uitgebreide ritmische elektromagnetische veld van het lichaam. Wetenschappers van het Californische ‘Heart Math Institute’ hebben het hart en de energieën die het voortbrengt, onderzocht. Zij kwamen tot de ongelooflijke ontdekking dat het elektromagnetische energieveld van het hart wel 5000 x meer energie uitzendt als die bij het denken – de hersenen - ontstaat.
Hans Zevenboom
|